De Alentejo wordt bij ons vaak geassocieerd met overwinteren. Een bestemming dus voor mensen die doen zoals de trekvogels: in het najaar naar het zuiden verkassen. Dat gaat wellicht op voor het zuiden van Portugals grootste provincie. Alentejo is echter zo groot als België en de nachten in het noorden kunnen flink koud zijn. Daarom is de lente de ideale tijd om hier te reizen.
Na een maand Algarve verlang je in februari naar nieuwe horizonten, naar de rust van het platteland. De Alentejo biedt daar alle gelegenheid voor. De nachten zijn er dan al minder koud en overdag geniet je er van aangename temperaturen. Van maart tot mei voelt het hier zomers aan, terwijl de kurkdroge zomer voor de meesten onverdraaglijk heet is.
Hier geniet je van een uitgestrekte, landelijke regio die een derde van het Portugese grondgebied inneemt en die helaas almaar dunner bevolkt is. De schoonheid van het landschap gaat hand in hand met de kwaliteit van het archeologische, bouwkundige en etnografische erfgoed. Vergeet daarbij de uitstekende gastronomie met zijn bijhorende wijnen niet. Dit alles samen zorgt voor een geslaagde cocktail van natuur- en cultuurtoerisme.
Waar in de Alentejo het meest over wordt geklaagd, is het uitblijven van de regen. De streek wordt almaar droger en dat neemt stilaan dramatische vormen aan. Het zal dan ook in sommige oren als een vorm van sarcasme klinken om een hoefijzervormige reis van 1000 kilometer te ondernemen, waarbij we op zoek gaan naar water en kennismaken met opmerkelijke periodes in de geschiedenis en prehistorie van het land. Die gaat van het Neolithicum, waarvan we meer sporen terugvinden dan in Bretagne, via de Romeinse en Arabische bezetting tot de 12de eeuw, wanneer de zogenaamde christelijke herovering Portugal als natie laat ontstaan.
Arabische invloed in Mértola
De Arabische bezetting begon in de 7de eeuw en duurde in het zuiden van Portugal ruim 500 jaar. De erfenis van deze lange samenleving is niet van de geringste: ze heeft landbouwtechnieken opgeleverd, maar ook systemen om water te bewaren, bouw- en decoratietechnieken, eetgewoonten en een hele woordenschat. Veel kastelen uit de heroveringsperiode hebben een islamitische basis en heel wat kerken zijn op een voormalige moskee gebouwd. Alles hiervan vind je in Mértola, het meest Arabische stadje in Portugal. Vanuit Vila Real de Santo António werd de grote rivier de Guadiana bevaren tot in Mértola, de laatste binnenhaven. De stad was in de Romeinse tijd al een drukke handelsplaats en na de islamitische tijd werd het de eerste hoofdvestiging van de Orde van Santiago. De witte moskee veranderde in een christelijke kerk, maar nu is het de enige in Portugal bewaarde Arabische religieuze ruimte. Na de herovering aanvaardde een groot aantal Moren de normen die hun werden opgelegd om te mogen blijven. Zo zijn de Moorse wijken ontstaan die vroeger buiten het centrum lagen. Vandaag de dag zijn ze geïntegreerd, maar je herkent ze aan hun mooie, ronde schouwen.
De schoonheid van het landschap gaat hand in hand met de kwaliteit van het archeologische, bouwkundige en etnografische erfgoed.
Koper voor de Britten
We treffen een heel mooie dag en net vandaag is er markt in Mértola. We kopen een smakelijk uitziende frango en verderop een grote zak in olijfolie gebakken Lay’s-chips. Een typisch Portugese lunch, die in zijn eenvoud verrassend lekker is. Een heel slechte rammelweg leidt naar het nabije Mina de São Domingo. De idyllische plek aan het mooie stuwmeer maakt het ongemak snel goed. Het eerste meer van een lange rij die volgt. Het parkeerterrein aan de oever werd een tijd geleden in het laagseizoen als camperplaats getolereerd en het is echt wel een zalige plek, maar nu ben je er helaas niet meer welkom.
De nabije zwavel- en kopermijn is al lang gesloten, maar verdient alleszins een bezoek. Een mooi voorbeeld van industriële archeologie. Liefhebbers van de soort kunnen een mijnroute volgen die helemaal tot in Aljustrel loopt. Deze mijnen werden al uitgebaat in de tijd van de Romeinse bezetting. In Mina de São Domingo haalde men vooral koper boven dat in de eerste plaats naar Engeland werd geëxporteerd. In de ruim 100 topjaren vanaf 1859 werd niet minder dan 20 miljoen ton koper gewonnen. Nu is de mijn een desolaat, maar toch interessant oord. Zwemmen in de verlaten groeve met de sterke zwavelgeur is streng verboden.
Zingen in Serpa
De weg naar Serpa is breed, maar het is weer een verschrikking die bijna Belgisch aanvoelt. Als goedmakertje geniet je van pure natuur, links het Parque Natural do Vale do Guadiana en rechts de heuvels met olijfbomen en kurkeiken die elkaar opvolgen. Hoe meer we Serpa naderen hoe meer olijfgaarden we opmerken. Jonge aanplantingen met kleine boompjes heel dicht tegen elkaar. Een zegen voor de regio zou je denken, maar niets is minder waar. Bij navraag in de stad blijkt het om grote buitenlandse investeerders te gaan die de gronden voor een bepaalde tijd pachten en er in die tijd het maximum uit puren. Het werk gebeurt machinaal, er is machtig veel water nodig, veel chemicaliën en de weinige arbeidskrachten die nodig zijn, worden in Azië geronseld, net zoals in de tuinbouw in het zuidwesten van Alentejo. Zij werken voor een nog lager loon dan de Portugezen, die door de prangende werkloosheid de streek verlaten. En de olie uit de olijven? Die gaat naar… Italië.
Vanop de miradouro, het uitzichtpunt bij het waterreservoir, ziet het eeuwenoude Serpa er heel mooi uit. Je hebt er een volledig overzicht over de stad die nog altijd compleet omgeven is door de oude stadsmuur met geïntegreerde aquaduct. Met een verrekijker is het eens zo leuk. Meteen valt het kasteel op waar de vele witte huizen en kerken naadloos op aansluiten. Ondanks zijn gezegende ouderdom voelt de stad heel jong en fris aan. Hier zou ik kunnen wonen, maak ik de bedenking. We zijn blij dat we voor Serpa’s stadscamping hebben gekozen. Hij kreeg al een facelift en wordt naar verluidt groter. We trekken de stad in en omdat je tradities in ere moet houden, gaan we eerst naar het plein voor koffie en pastéis. Daarna volgt het mooie kasteel met de prachtige uitzichten. Omheen de burcht is Afrika nergens ver weg. Smalle straatjes met witte huisjes en tussenin hoge palmbomen. In één van die steegjes vinden we de Casa de Cante. Cante met een e op het einde, want het gaat er niet om zang in het algemeen, maar om het typische koorzingen van Oost-Alentejo. We leren meer over deze magische zang van João, de sympathieke verantwoordelijke van de Casa. Hij wil ons vanavond graag meenemen naar de repetitie van twee koren in Vila Verde de Ficalho, dicht bij de Spaanse grens. Fotograaf Fabrice gaat ook mee, want men wil de zangers graag een gezicht geven in de Casa de Cante. Wij zijn het meest onder de indruk van de negen lieve dametjes, die met hun samenzang een verbazende uitstraling bieden. Het zijn oude liederen die de mensen tijdens het werk op het land zongen. Expressief en indrukwekkend in hun eenvoud.
We zijn blij dat we voor Serpa’s stadscamping hebben gekozen. Hij kreeg al een facelift en wordt naar verluidt groter.
Alqueva
Op de hoge uitkijktoren van het kasteel en het oude klooster Nossa Senhora de Conceição na, kan Beja ons verder matig bekoren. De stad biedt een vervallen indruk. We nemen met plezier een omweg om naar het strategisch gelegen stadje Portel te rijden, dat al van de 13de eeuw dateert. Weer zo’n harmonische plaats die met een fraai kasteel wordt bekroond. De vier kerken gaan terug tot de 17de en de 18de eeuw. Er loopt een smalle en vrij steile weg van drie kilometer naar de mooie Capela São Pedro, die 424 meter hoog op Portel en zijn zalige omgeving uitkijkt.
Een kleine 20 kilometer scheiden ons van Alqueva en zijn indrukwekkende stuwdam. De dam maakt van de Guadiana een 85 kilometer lang stuwmeer, het grootste van Europa, dat de waterhuishouding in de Alentejo zou moeten regelen, maar daar helaas onvoldoende in slaagt. Dit enorm wateroppervlak beslaat een gebied van 250 km² dat de omgeving er wel ingrijpend anders heeft doen uitzien. De vele inhammen hebben samen een omtrek van 1160 kilometer. Bij de aanleg werd het dorp Luz opgeofferd. Het is hogerop compleet herbouwd en is hiermee het jongste dorp van het land. Je vindt er een museum waar alles over het meer en de dam haarfijn wordt uitgelegd. De nieuwe schoonheid van dit meer is verrassend. Het typische Alentejaanse landschap eromheen bestaat uit vele versterkte dorpjes die eeuwen aan een stuk dit grensgebied verdedigden. Neem daar tussenin de olijfbomen, kurkeiken en steeneiken bij en het plaatje is compleet. Op de oever, niet zo ver bij de dam vandaan, staan drie campers. Wij maken het rijtje compleet om in een volstrekte stilte onder een adembenemede sterrenhemel de nacht door te brengen.
Het verrassend mooie Moura
Wakker worden naast een meer heeft iets magisch. We willen naar Monsaraz, maar de omweg naar Moura nemen we er graag bij. Het is een goed idee om er langs de stadsmuur te parkeren, want binnen is alles compact volgebouwd. De oude, gele kerk met haar authentieke manuelijnse ingang en de Moors aandoende witte huizen trekken de aandacht. Maar alweer gaat het kasteel met de hoofdprijs lopen. Zijn interieur verrast met een flinke collectie middeleeuwse wapens; buiten, op het dak, geniet je van een bijzonder fraai zicht op de stad en haar mooie omgeving.
We houden een halte in het gezellige Mourão en via de lange brug over de gezwollen Guadiana genieten we van het uitzicht op het indrukwekkende Monsaraz, het bekendste witte bergdorp van Alentejo. Wie de burchttoren durft beklimmen, wordt op een formidabel uitzicht getrakteerd.
Slapen naast (alweer) een meer
Ten noorden van Monsaraz picknicken we naast de menhir van Outeiro. Dat dit zomaar kan, is op zich al een wondertje. Tafeltje en stoeltjes uitzetten pal naast een vijf meter hoge, banaanvormige menhir die hier al lang stond voor er sprake was van Monsaraz, waar hij op uitkijkt.
De versterkte kerk van Terena uit de 14de eeuw is vrij uniek in haar soort. Dat vindt de Portugese tv blijkbaar ook, want bij onze passage zijn opnames bezig voor een toeristisch programma. Het grondplan van de kerk vertoont de typische kruisvorm, maar verder is de architectuur heel militair, met kantelen en smalle spleten in plaats van vensters. Niet verbaasd zijn: ook Terena heeft een idyllisch stuwmeertje. We installeren er ons voor de nacht, genieten van de prachtige zonsondergang, terwijl de GNR even passeert en ons een goeienavond toezwaait.
Alandroal is mooi en Vila Viçosa is zowaar nog mooier, maar op de duur ga je ons niet meer geloven. Onderweg naar wijn- en marmerstad Borba slaan we af om een marmergroeve te bezoeken. Imposant! De put waar de grote blokken wit marmer worden uit gezaagd, is zeker 100 meter diep. Het rollend materieel daar beneden lijkt wel van het merk Matchbox.
De groeven wisselen af met wijngaarden tot in die andere heerlijke marmerstad Estremoz. Dwars door de prachtige Serra D’Ossa slingert de weg tot in Redondo, het hart van de wijnstreek. Onderweg naar Évoramonte leidt een bordje ons naar de dolmen van Vidigueira. Een bijzonder mooi exemplaar. In Azaruja kun je een groot kurkverwerkend bedrijf bezoeken. Het mag duidelijk zijn dat een rustdag stilaan aan de orde is en de sympathieke camping Alentejo aan de rand van Évoramonte is daar de geknipte plek voor.
We hebben van de rusttijd gebruik gemaakt om via het nieuwe platform Portugal Easycamp een plekje te reserveren op Herdade de São Miguel de Machede. Dat gaat vlot en de volgende dag willen we er meteen heen. Maar eerst wacht ons nog een klimmetje om in Évoramonte het kasteeldorp te bezoeken. Boven word je beloond met een 360°-rondomzicht om U tegen te zeggen. Aan je voeten ligt het witte, artistieke dorpje dat helemaal ommuurd is.
Alandroal is mooi en Vila Viçosa is zowaar nog mooier, maar op de duur ga je ons niet meer geloven.
Meer meer in Igrejinha
Casa Relvas is een groot wijndomein dat in heel Europa levert, onder andere aan Delhaize, en wijnen van heel goede kwaliteit produceert. Na een interessante rondleiding genieten we van een proeverij, waarbij één rode wijn heel bijzonder is, omdat hij in een stenen amfoor wordt gemaakt, exact op de manier zoals de Romeinen dat 2000 jaar geleden deden.
Hoe meer meren, hoe liever. In Igrejinha installeren we ons aan het zalige meertje van Divor. We bevinden ons op 20 kilometer noord van de mooiste stad in Alentejo: Évora. Trek er ten minste een hele dag voor uit. Of beter nog: boek een ballonvaart over de stad bij Jeroen en Isis. De beste manier om kennis te maken met het aquaduct, de Sé, de Giraldo en het Romeinse tempeltje. Zij verzorgen professionele ballonvaarten en wat meer is: zij wonen in Igrejinha. Je vindt hen op www.balonissimo.com.
Naar Zambujeira do Mar
Onze eindbestemming ligt aan zee en die bereiken we via – wat denk je – een mooi stuwmeer bij Santa Susana. Het is een heerlijke plek waar je wordt verwend met een leuk restaurantje en gratis douches. In de zalige kustplaats Zambujeira verblijven we een week op een topcamping. Alles is hier zo perfect dat het wel eens kan uitlopen.
Info
www.visitalentejo.com
www.visitportugal.com/nl/destinos/alentejo
Kamperen en camperen
Serpa | stadscamping | betalend | 37.941174 – 7.603974
Alqueva | gratis | 38.2015 – 7.48701
Luz | gratis, binnenkort betalend | 38.342999 – 7.3738
Redondo | gratis | 38.645199 – 7.54221
Évoramonte | camping Alentejo | 38.791901 – 7.68861
Igrejinha | gratis | 38.699874 – 7.928687
Évora | gratis | 38.56302 – 7.916064
Zambujeira do Mar | camping Villa Park | 37.524126 – 8.776561